In deze poëziebundel zijn 41 kindergedichten van de Noorse Inger Hagerup verzameld. Veel van de gedichten zijn in het Noors bewerkt tot liedjes, die nog steeds op alle Noorse kleuterscholen en kinderdagverblijven gezongen worden.
De bundel is geïllustreerd met de oorspronkelijke illustraties van Paul René Gauguin – de kleinzoon van de bekende Franse impressionist.
De gedichten zijn vertaald door Bette Westera.
Recensie
Op de achterkant van deze bundel wordt de stijl van de Noorse dichteres Inger Hagerup (1905 – 1985) vergeleken met die van Annie M.G. Schmidt: “ritmisch en vol (soms absurde) humor.” Tel daarbij op dat deze gedichten vertaald zijn door Bette Westera (winnaar van de Gouden Griffel voor haar bundel Doodgewoon) en geïllustreerd door de kleinzoon van de beroemde kunstenaar Paul Gauguin (1911 – 1976) – dan moet je toch een fenomenale dichtbundel in handen hebben!
Toch is het lastig om de stijl van Inger Hagerup te plaatsen en ook haar gedichten zijn niet altijd even aansprekend. Waar Annie M.G. Schmidt eigenlijk altijd grappig en toegankelijk is, is Hagerup dat niet. Ligt het aan het feit dat de gedichten vertaald zijn? Wellicht. Misschien dat de plantensoort ‘piramidezenegroen’ leuk klinkt in het Noors (en heel bekend is in Noorwegen), maar in het Nederlands roept een gedicht voor kinderen met zo’n titel vooral veel vraagtekens op. Gelukkig maakt de vertaling van Westera je toch wel aan het lachen:
Ik ben geen bol, ik ben geen knol,
ik ben een zwaarbehaarde trol. (blz. 58)
Aan humor ontbreekt het inderdaad niet in deze bundel. De bundel bestaat eigenlijk uit drie delen. Het eerste deel is duidelijk bedoeld voor heel jonge kinderen (peuters en kleuters): simpele, ritmische gedichtjes in een groot lettertype over allerlei fantasievolle, gekke mensen en dieren. Echte kindergedichtjes, die daadwerkelijk doen denken aan de gedichten van Annie M.G. Schmidt:
Kevertje Kever, waar ga je naartoe?
Een oude bekende bezoeken in Stroe. (blz. 6)
Deze versjes stellen qua inhoud niet zoveel voor: het gaat meer om het rijm en het ritme. Je kunt je goed voorstellen dat hier liedjes van zijn gemaakt!
In het tweede deel (vanaf blz. 40) worden de gedichten realistischer: gedichten over dieren, planten, beroepen en cijfers en letters. Deze gedichten zou je prima kunnen voorlezen in een middenbouwgroep. Het lettertype blijft groot en ook de prachtige illustraties blijven veelal paginagroot, in krachtig zwart-wit, gecombineerd met heldere kleuren. De illustraties zijn in deze bundel zeker zo belangrijk als de tekst!
Het derde deel is compleet anders dan de voorgaande delen: het lettertype verandert in een met hoofdletters geschreven font; de illustraties worden kunstzinniger en zijn (nog) meer verweven met de tekst. Ook de gedichten zijn niet te vergelijken met de poëzie in de eerdere delen. In het derde deel krijgen de gedichten een meer filosofische inslag. Ook de humor is verfijnder, zoals bijvoorbeeld in het ritmische gedicht vol alliteratie over Blekkie, een hondje dat superblij kan blaffen, of in het gedicht over de mug en de olifant:
Op een morgen
merkte de mug
dat hij al slapend
was veranderd
in een olifant!
(blz. 73)
Om deze gedichtjes echt te snappen, moeten kinderen al iets meer kennis van de wereld en taal hebben. Ook zijn er gedichten bij zonder rijm. Poëzie voor de bovenbouw dus!
Fenomenaal zou ik het boek niet noemen, maar een bijzondere dichtbundel, vol ‘rare’ gedichten en prachtige illustraties is het zeker!
Lestips
De grote variatie aan gedichten maakt dit boek voor bovenbouwkinderen iets minder aantrekkelijk om (in zijn geheel) zelf te lezen. Vooral de eerste gedichten zullen zij waarschijnlijk iets te kinderlijk vinden. Het is echter wel een mooi kijkboek – de illustraties zijn heel bijzonder. Het is dan ook wel de moeite waard om dit boek te laten zien in de klas en er iets over te vertellen.
Filosofie
De gedichten uit het derde deel zijn echter ook heel geschikt om voor te lezen, om er vervolgens een filosofisch gesprek over aan te gaan.
Neem bijvoorbeeld het gedicht over de mier – dat gaat over het zijn van (te) klein of groot. Het gedicht eindigt zelfs met een vraag:
Ben jij soms groter
dan jezelf?
(blz. 69)
Natuur
Ook kun je veel gedichtjes voorlezen tijdens een natuurles: als introductie van je thema of om op een prikkelende manier lesstof over te brengen. Bijv.
- over hoe bergen zich verplaatsen (Gisteren, blz. 75)
- over kleuren (zien) (De kever in de roos, blz. 67)
- over trekvogels (Wij merels, blz. 83)
- over groei & bloei van bomen (Dat appelboompje, blz. 77)
Uitgeverij Gottmer, 2018
Onderwerpen: 2018, Beroepen, Dieren, Filosofie, Gedichten, Insecten, Natuur, Noorwegen, Planten, Poëzie, Scandinavië, Vogels
Geïllustreerd door Paul René Gauguin