Begrijpend lezen dóór te lezen
Begrijpend lezen is de essentie van taalonderwijs. Immers, als je niet begrijpt wat je leest, heb je er niets aan.
Alle lezen is begrijpend lezen. Althans, dat is de bedoeling.
Niet zo gek dus, dat er op scholen zoveel aandacht wordt besteed aan het vak begrijpend lezen. Maar serieus… wie vindt het vak ‘begrijpend lezen’ nou leuk? Kan dat niet anders?
Wat is er nodig voor begrip?
Dr. Thoni Houtveen (lector Geletterdheid aan Hogeschool Utrecht) vertelde tijdens de LIST/DENK-conferentie van 24 maart jl. het volgende:
Begrip van een tekst wordt beïnvloed door:
- Motivatie en doelen
- Voorkennis van de lezer
- De kwaliteit van de tekst
- Het kunnen toepassen van leesstrategieën
- Praten over teksten en boeken
- Schrijven over teksten
(Deze theorie is door allerlei onderzoeken onderbouwd: Kintsch, 2004; Rosenblatt, 1978; Pressley, 1998; Tracey & Morrow, 2002; Duke e.a. , 2011; Nessel & Hammond, 2011)
Superinteressante theorie! Want dit betekent dus: om een tekst goed te begrijpen, helpt het als:
- de lezer de tekst interessant en leuk vindt om te lezen.
- de lezer al wat afweet van het onderwerp van de tekst.
- de schrijver gebruik maakt van een goede verhaalstructuur, met duidelijke verbanden.
- de lezer weet welke strategieën hij moet gebruiken als hij de tekst toch niet snapt.
- de lezer na het lezen met iemand napraat over datgene wat hij gelezen heeft.
- de lezer op papier zet wat hij van de tekst vindt of deze kort samenvat.
Eén onderwerp ontbreekt in bovenstaand rijtje, maar hoort eigenlijk thuis bij ‘voorkennis van de lezer’: woordenschat. Logisch: hoe groter je woordenschat, hoe makkelijker het wordt om een tekst te begrijpen. Het is dus erg belangrijk om een goede woordenschat te hebben. Maar… niet alleen kénnis van een woord helpt bij begrip. Ook de werkelijke betekenis van een woord is belangrijk.
Een goed voorbeeld hiervan komt uit het boek De oorlog die mijn leven redde: in dit boek weet de tienjarige Ada niet wat ‘de zee’ betekent. Ze kent het woord, maar weet niet wat ermee wordt bedoeld. Het begrip ‘zee’ is in haar leven nog nooit ter sprake gekomen.
Bovenstaand voorbeeld geeft al aan hoe de achtergrond van een kind invloed heeft op de woordenschat. De verschillen tussen kinderen zijn zo groot, dat dit niet is op te vangen met een methode. Wil je hier meer over weten, lees dan het artikel Woorden leren door te lezen of de publicatie Meer lezen, beter in taal van Stichting Lezen.
Werken met een methode
Waarom is dat vak begrijpend lezen nou zo vervelend voor veel kinderen? Wat doen begrijpend-leesmethodes eigenlijk?
Heel simpel: methodes leren strategieën aan.
En daar gaat het dus vaak mis: als een tekst goed geschreven is, hoef je helemaal niet te ‘puzzelen’ met leesstrategieën om deze te begrijpen. Als je de tekst begrijpt en je wordt vervolgens ‘lastiggevallen’ met vragen over verwijswoorden, associaties, woordenschat enz, is dat natuurlijk niet leuk! En als de tekst dan ook nog over een onderwerp gaat, waar je niets mee hebt… Dan snap je dat veel kinderen begrijpend lezen geen leuk vak vinden.
Om begrijpend lezen als vak dan maar af te schaffen, is natuurlijk niet de oplossing. Als je een tekst niet goed snapt, wordt het gebruik van strategieën wél belangrijk en deze moeten dus worden aangeleerd. Alleen kun je je afvragen of het nodig is om strategieën aan te leren met methodeteksten.
Een probleem met methodeteksten is namelijk dat teksten ‘op niveau’ geschreven worden. Moeilijke woorden worden eruit gehaald of juist expliciet erin gezet. Voor lagere niveaus worden zo weinig mogelijk verwijswoorden gebruikt; zinnen worden ingekort – met het doel om teksten ‘makkelijker’ te maken. Inderdaad zijn de teksten waarschijnlijk technisch gezien wel makkelijker geworden, maar begrijpelijker?? Een voorbeeldje:
Wat is makkelijker te begrijpen?
1. Ik ben gevallen. Mijn fiets is kapot.
2. Ik ben op het trottoir gevallen, nadat de ketting van mijn fiets kapot ging.
In zin 1 zijn duidelijk minder (moeilijke) woorden gebruikt. Toch weet ik bij zin 2 direct wat er aan de hand is: ik ben gevallen, doordat mijn fiets kapot ging. Bij zin 1 is me dat niet duidelijk. Mijn fiets kan immers ook kapot zijn, doordat ik gevallen ben. Het moge duidelijk zijn: zin 1 is weliswaar technisch gezien makkelijker, maar om de tekst te begrijpen en conclusies te trekken, moeten je hersenen in feite harder werken! Kortom: om tekst makkelijker te kunnen begrijpen, moet er sprake zijn van rijke taal – taal die goed geschreven is. Geen opsomming van feiten dus, maar tekst met een goede alinea-opbouw en een verhaalstructuur. Lees vooral ook dit interessante artikel hierover op geletterdheidenschoolsucces.blogspot.nl.
Werken met boeken
Begrijpend lezen is vaak een onbewust en intuïtief proces. En zoals met zoveel dingen geldt: hoe vaker je iets doet, hoe beter je er in wordt. En gelukkig: dat geldt ook voor begrijpend lezen!
Als je ervoor zorgt dat een kind zelf mag kiezen welk boek het leest, kun je ervan uitgaan:
- dat het kind gemotiveerd is om het boek te lezen.
- dat het kind wil begrijpen waar de tekst over gaat (en daardoor – onbewust – leesstrategieën toepast).
- dat het kind tijdens het lezen allerlei nieuwe woorden leert.
Alleen al door veel te lezen, ontwikkelt het kind leesvaardigheid, woordenschat en een beter gevoel voor taal en spelling.
Als je als leerkracht dan ook nog de volgende dingen doet, kun je helemaal bijdragen aan de begrijpend-leesontwikkeling van het kind:
- Lees regelmatig een goed boek voor en praat hierover. Snappen de kinderen waar het verhaal over gaat? Wat vinden ze ervan? Door elke keer even kort na te praten over wat er voorgelezen is, vergroot je het begrip.
- Stel af en toe een gerichte leesvraag als de kinderen gaan vrij lezen. Deze kan gaan over tekstbegrip (zoals: waar of wanneer speelt het verhaal zich eigenlijk af?), maar ook over strategieën (schrijf eens een paar verwijswoorden op tijdens het lezen; kun je vinden waar de woorden naar verwijzen? of: Welke moeilijke woorden kom je tegen? Kun je uit de tekst halen wat ze betekenen?).
- Help het kind met het kiezen van het juiste boek: niet te moeilijk, niet te makkelijk; met voldoende afwisseling in genre of tekstsoort, zodat de ontwikkeling vooruit gaat.
- Organiseer boekenkringen, waarin kinderen kort iets (kunnen) vertellen over het boek dat ze net hebben gelezen. Praat erover met elkaar. Doe dit niet op de ’traditionele’ manier, waarbij kinderen hun boekenkring thuis als een soort spreekbeurt voorbereiden, maar op de manier zoals Aidan Chambers voor ogen heeft (ik noem het: boekenkring 2.0). Lees er hier meer over.
- Geef creatieve schrijfopdrachten n.a.v. het gelezen boek of laat kinderen in een logboekje bijhouden welke boeken ze hebben gelezen (met een korte samenvatting en hun mening).
DENK! Werk aan groei in begrip
DENK! is een onderzoeksproject waarin door scholen wordt gewerkt met een aanpak voor begrijpend lezen. De centrale pijlers van DENK! zijn :
1. Denkend lezen
2. Themagericht lezen
3. Werken met boeken
4. Lezen vanuit interesse en motivatie
5. Samenwerkend leren
DENK! is erop gericht om onbewuste begripsprocessen te versterken door thematisch (voor) te lezen. Hiervoor worden uitsluitend B- en C-boeken gebruikt – al vanaf groep 5! Door moeilijke teksten te gebruiken, worden kinderen gedwongen om geleerde strategieën toe te passen op de tekst.
Kernwoord is het woord thema. Tijdens het werken aan een thema, lezen kinderen (verplicht) ten minste 2 boeken (zowel fictie als non-fictie) over dit thema. Ook worden er gezamenlijk (moeilijke) teksten gelezen over het thema. Voorafgaand aan het lezen, wordt er voorkennis aangereikt door de leerkracht d.m.v. filmpjes of een presentatie. Op deze manier wordt de kennisbasis van alle kinderen versterkt, komen woorden die met het thema te maken hebben op allerlei manieren terug en wordt dus het begrip vergroot.
Leerkrachten die al thematisch werken met boeken, zullen weten hoe ontzettend motiverend dit is: kinderen merken dat ze groeien in hun ontwikkeling; ze lezen over zaken waar ze net iets over geleerd hebben én ze werken aan onderwerpen in de klas waar ze net over gelezen hebben! Een mooie wisselwerking dus.
Het DENK!-project is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van lector dr. Thoni Houtveen (HU) en met medewerking van dr. Anneke Smits (Windesheim). Dit schooljaar is er een onderzoekstraject gestart bij scholen die deelnemen. Een uitdaging blijft nog het vinden van voldoende (kwalitatief goede) kinderboeken. Maar laat Leesbevorderingindeklas.nl daar nou heel goed bij kunnen helpen! Meer informatie over het project vind je hier.