Woorden leren door te lezen
Woordenschatonderwijs kan bestaan uit twee onderdelen:
- de intentionele aanpak
- de incidentele aanpak
Werken met een methode
Onder de intentionele aanpak wordt het leerkrachtgestuurde woordenschatonderwijs (met een methode) verstaan. De leerkracht (of de methode) bepaalt welke woorden de kinderen moeten leren en gaat deze bewust (intentioneel) aanbieden. Dat is goed, want zeker voor de kinderen die thuis weinig taalaanbod krijgen, is het belangrijk dat zij een bepaalde basiswoordenschat aangeleerd krijgen. Met deze basiswoordenschat kun je immers ook weer gemakkelijk nieuwe woorden leren kennen (omdat je deze nu uitgelegd kunt krijgen).
Het geschatte resultaat: kinderen leren max. 1000 nieuwe woorden per jaar.
Probleem: in de praktijk is dit meestal veel lager, want:
- veel van de aangeboden woorden zijn bij een groot deel van de kinderen al bekend (uit onderzoek is gebleken dat dit voor maar liefst 40% van de aangeboden woorden uit een methode geldt!)
- de kinderen onthouden de woorden niet (of slechts korte tijd)
En, nog een probleem:
- de kinderen kennen slechts één betekenis van het woord, waardoor ze het woord moeilijk kunnen toepassen in een context.
Werken met boeken
Daarom is het belangrijk om veel tijd vrij te maken voor de incidentele aanpak. Daaronder wordt het vrij lezen verstaan.
Ook hier is het geschatte resultaat: kinderen leren ongeveer 1000 nieuwe woorden per jaar (mits ze ten minste 15 minuten per dag vrij lezen).
En híer is dat aantal dus níet lager in de praktijk. Hoe komt dat?
- Kinderen komen tijdens het lezen van een boek vele onbekende woorden tegen, maar kunnen deze door de context vaak toch begrijpen.
- Vaak komt het woord ook nog eens meerdere keren terug, waardoor het woord makkelijker onthouden wordt.
- Woorden komen in diverse combinaties voor, waardoor het associatieve netwerk wordt uitgebreid. Denk bijv. aan het woord ‘geheim’ in het boek Spinder. Dat geheim kun je vertellen, onthullen, bewaren, met je meedragen, verraden… Zo krijgt het woord een steeds diepere betekenis.
- Woorden komen terug in verschillende situaties en contexten, waardoor het kind een groter woordbegrip krijgt.
En nóg een groot pluspunt: elk kind pikt eigen onbekende woorden uit de tekst; voor iedereen is er voldoende aanbod.
Bij dit laatste punt is er echter nog wel een punt van aandacht: je moet er wel voor zorgen dat het kind boeken met voldoende nieuwe woorden aangeboden krijgt. Boeken die te simpel zijn, kunnen natuurlijk wel leuk zijn om te lezen, maar dragen niet bij tot de woordenschatontwikkeling. Zorg voor voldoende afwisseling dus!
In de publicatie Meer lezen, beter in taal van Stichting Lezen (2014) is deze interessante tabel te vinden:
Je kunt eruit aflezen welke teksten veel laagfrequente en dus vaak nieuwe woorden aanbieden. Zie je dat strips heel hoog scoren?! Het is dus helemaal niet nodig om strips uit je klas te verbannen – integendeel zou ik zelfs willen zeggen! Van strips leren kinderen enorm veel nieuwe woorden. Hetzelfde geldt natuurlijk voor informatieve boeken (niet in deze tabel opgenomen). Toegegeven: strips en informatieve boeken zijn weer minder geschikt voor het ontwikkelen van gevoel voor verhaalstructuur… maar daarom nogmaals:
Zorg voor afwisseling!!
Bovengenoemde informatie is verteld door leesdeskundige Kees Broekhof, tijdens de Conferentie Leesbevordering in de Bibliotheek Rotterdam (d.d. 24 mei 2017), maar is grotendeels ook terug te lezen in voornoemde publicatie Meer lezen, beter in taal – ook door hem geschreven. Wat ook fantastisch is: op de website van de Kunst van het Lezen kun je een powerpoint downloaden over deze theorie; zodat je het heel gemakkelijk aan je team kunt presenteren! Onderstaand filmpje kun je ook mooi gebruiken:
Iemand die ook veel over woordenschatontwikkeling weet en heeft geschreven, is dr. Anneke Smits van Hogeschool Windesheim. Lees bijvoorbeeld het artikel Woordenschatuitbreiding op de blogpagina geletterdheidenschoolsucces.blogspot.nl.
Smits wijst nog op het verschil tussen boeken met veel nieuwe woorden en boeken met rijke taal.
Een boek van Geronimo Stilton bijvoorbeeld bevat enorm veel laagfrequente woorden en is dus (volgens Kees Broekhof) ontzettend goed voor woordenschatuitbreiding. Echter, woordenschatontwikkeling wordt nóg sterker als ook de context en de schrijfstijl bijdragen aan het verhaalbegrip. Een boek met ‘rijke taal’ maakt gebruik van een verhaalstructuur, met verwijswoorden en een goede opbouw. De verhaalstructuur zorgt ervoor dat de woorden meer betekenis krijgen; er worden immers meer verbanden met andere tekst gelegd. Geronimo Stilton is volgens Smits een boek zonder rijke taal en dus minder goed te gebruiken voor taalonderwijs.
Persoonlijke noot: er is een groot verschil in moeilijkheidsgraad tussen de verschillende series van Geronimo Stilton: de dunne boekjes zijn inderdaad behoorlijk simpel, maar bijvoorbeeld de hertaalde klassiekers zijn al een stuk rijker qua taalgebruik!
Kortom: om woorden echt goed te begrijpen, zijn boeken met rijke taal onontbeerlijk. Schokkend genoeg zijn methodeboeken en simpele leesteksten als Nieuwsbegrip niveau A, teksten zonder rijke taal. Deze teksten zijn immers vaak versimpeld, waardoor verwijswoorden ontbreken, zinnen onnatuurlijk kort zijn gehouden en de context grotendeels weggelaten is.
Conclusie
Het lijkt me duidelijk: het (vrij) lezen van kinderboeken is ontzettend belangrijk voor de woordenschatontwikkeling!
En voor de leerkracht geldt:
Heel interessant, bedankt voor deze informatie!